het - hij
- het
- het (helemaal) maken
- het (mannelijk) lid
- het (nog) een sopje geven
- het (noordelijk) halfrond
- het (passief) roken
- het aan de nieren hebben
- het aan de stok krijgen met iemand
- het aan het hart hebben
- het aanbod van auto's in de spitsuren
- het aanbrengen
- het aankijken niet waard zijn
- het aanlengen
- het aanmengen
- het aanmonsteren
- het aanplakken
- het aanstampen
- het aansteken
- het aantal bezoekers schatten
- het aantal inwoners neemt toe
- het aantal is beperkt tot zes
- het aantal leden is de duizend gepasseerd
- het aantal leden nam toe
- het aantal leden uitbreiden tot acht
- het aantal leerlingen loopt terug
- het aantal manschappen
- het aantal nam gestaag toe
- het aantal plaatsen in een auto
- het aantal verpleegden
- het aanvuren
- het aardse
- het aardse dal
- het aardse paradijs
- het aardse slijk
- het aardse tranendal
- het absolute
- het absolute nulpunt
- het absurdistisch toneel
- het academisch ziekenhuis
- het accent leggen op